Het Gelijk van Schopenhauer

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

(Arthur Schopenhauer)

(Een lied wijze: verbéten)

I

Zij waste haar openingen al eerder

schreef mij toen een laatste bericht:

‘de man met wie ik voortaan het Hooglied wil zingen

kan mijn vriendschap met jou niet meer aan

en daarvoor ben ik gezwicht.

Ik wil met jou géén contact meer

en sla jouw dossiertje dus dicht.’

II

Schopenhauer zal zij zeker niet kennen

en diens: verander “zo was het”

in “dit heb ik gewíld” nooit, evenmin.

Zij deed gewoon haar  zin

en voor hem (die nieuwe) haar plicht.

III

Zij schreef  dat bericht:

de man met wie ik nu het Hooglied wil zingen

wil niet van je horen.

‘Hij is jaloers en

verhindert die dingen.’

Zij gaf mij een verrassende blik op haarzelf …

en …  Schopenhauer, onbedoeld

en jaren na diens dood

het gelijk

dat hij nog steeds moest krijgen.

IV

Mijn grote dank geldt háár (die zich eerst waste)

zij maakte zich klein

als een haas

maar dan wel gevild.

V

Op Internet kan ik

nog naslaan

dat zíj, eens de hardlopende hinde

die, ooit míjn Hooglied was

en dát toen wel even wilde,

(dus voordat híj haar vilde)

intussen aan zijn zijde,

geen beste tijden meer maakt.

VI

Het dubbeltje verbeeldt zich een kwartje

reist en rent (nog een beetje)

en denkt eeuwig en glanzend te leven

maar dus wel met die andere vent.